Op weg naar de Kalahari

Gaat er dan werkelijk helemaal niets in één keer goed deze vakantie? We zijn door ons mannetje naar Riley’s Garage gestuurd om de canope te laten repareren. Bij Riley’s weten ze echter van niets! De medewerkers van Riley’s (een zaak in auto-onderdelen) zijn superbehulpzaam. Ze bellen met verschillende kennissen en bedrijven om te kijken wie ons zou moeten helpen.

Uiteindelijk zijn ook hun bronnen uitgeput en zijn we overgeleverd aan het Afrikaanse wachten. Plots en volkomen onverwacht staat er een nieuw mannetje voor ons klaar. Zijn Engels is niet al te best maar uit z’n gebaren blijkt dat we hem moeten volgen. We rijden achter het nieuwe mannetje aan en stoppen uiteindelijk op een soort inrit die ons leidt naar de Aluminium Welding Shop.

Ik word verzocht de auto op een soort van binnenplaatsje te rijden waar alweer een nieuw mannetje zich buigt over de defect achterklep. Dit kan nog wel eens even duren én met de gedachte dat we maar beperkt de tijd hebben vandaag, besluiten we ons in twee groepjes te splitsen. Een groepje blijft bij het mannetje met het lasapparaat en het andere groepje gaat boodschappen doen. Samen met Bart en Marloes rijd ik terug naar het hart van winkelend Maun. Het is voor ons alle drie niet de eerste keer dat we in Maun zijn, maar dit gebied met z’n echt grote supermarkten was ons niet bekend. 

We doen eerst nog wat noodzakelijke kleine boodschappen en gaan dan op zoek naar een drankwinkel. De winkel (of eigenlijk winkeltje in een winkel) is snel gevonden. We kopen al het Windhoek Draught wat voorhanden is en een fles gin.

Inmiddels heeft San gebeld met de mededeling dat de canope van de auto weliswaar niet vervangen is, maar dat de bevestiging van de achterklep wel op een fatsoenlijke, met andere woorden doeltreffende manier, is gefixt. In dit soort (technische…) zaken vertrouw ik blind op San, dus als zij zegt “het is okay”, dan is het ook okay.

We kunnen eindelijk op weg naar Rakops! Rakops is het laatste dorpje voordat we het Central Kalahari Game Reserve bereiken. De meeste overlanders tanken hier voor de laatste keer en slaan hier het vlees in. We reizen van west naar oost en passeren een vet fence. In verband met mond-en-klauwzeer is vervoer van vlees verboden. We hadden vlees in Maun kunnen kopen, maar de kans was groot geweest dat we alles hadden moeten inleveren. Hadden moeten inleveren. Het enige echter wat we moesten doen bij de vet fence was het desinfecteren van de schoenen, naar de auto en de inhoud van de koelkast werd deze keer niet eens gekeken. 

Slager nummer één in Rakops heeft weliswaar vlees, maar de keuze is zeer beperkt en het kleine winkeltje heeft geen ‘boerewors’ en dat is wel waar we zin in hebben. We gaan door naar slager nummer twee. Dat ziet er al heel wat beter uit. Dat wil zeggen, in de vitrine van zo’n twee meter ligt in ieder geval een soort van boerewors. We slaan voor weinig geld veel (en, maar dat zal later pas blijken prima) vlees in en kunnen eindelijk koers zetten richting Kalahari. Uiteindelijk hebben de extra boodschappen, het tanken en de reparatie zo’n twee uur vertraging opgeleverd. De vraag is nu of we voor het invallen van het donker de campsite zullen bereiken.

Aangekomen bij de gate van CKGR laten we onze vouchers zien van de campsite. Het blijkt dat we de fees (een soort van entreegelden) van het park voor een aantal dagen nog wel zelf moeten voldoen. Oeps… Er is geen pin- danwel creditcardmachine aanwezig in het kantoortje van de parkranger en de Pula’s die we nog hebben blijken niet genoeg om het park binnen te komen. Bart en Marloes hebben weliswaar Amerikaanse dollars bij zich, maar daar lijken ze niet al te happig op te zijn. Na een hoop heen en weer gesteggel met rekenmachines gaat de parkranger en een aantal in allerijl toegesnelde hulpjes akkoord met de betaling van de parkfee in een deel pula’s en een deel dollars.

De ketting die dienst doet als poort richting Kalahari wordt losgemaakt en wij kunnen op weg naar Leopard Pan. Gezien het tijdstip is van rustig door een natuurpark rijden geen sprake meer. In het park geldt een maximum snelheid van veertig kilometer per uur. Regelmatig rijden we zestig kilometer per uur (harder hadden we best gewild, maar kon gezien de toestand van paden domweg niet) om maar voor het donker op de campsite te zijn.

Als we al een keer wat wild zien dan wordt dat weliswaar geteld, maar lang stilstaan is er natuurlijk niet bij. De tijd dringt immers. Nog net voordat de zon ondergaat bereiken we onze campsite. Van enig opgebouwde vakantie routine is natuurlijk nog geen sprake dus het uitpakken en opzetten van de tenten gaat nogal stroef. Terwijl San zich daarmee bezighoudt, beginnen Bart en ik met de voorbereidingen voor het diner. Vanavond eten we Jachtkip á l’Afrique oftwel Kip Chasseur. De (Land) Cruiser is uitgerust met een aantal prima gietijzeren pannen waarin de kip wordt bereid. Het stoven duurt weliswaar lang, maar smaakt meer dan prima na een lange dag reizen!

We doen met z’n allen de afwas en zijn dan klaar om de eerste nacht in onze daktentjes in de Afrikaanse wildernis te aanvaarden. Iedereen is bekaf en kan wel wat slaap gebruiken…